Het leven op aarde houdt werk in en het is niet meer dan dat, alles is in voortdurende ontwikkeling, in groei en transformatie en onze enige taak is dit proces op te merken en het zich laten vervullen. Daarbij kunnen we ons richten op het werk voorhanden, niet te vluchten, te vechten of te bevriezen, maar te aanvaarden dat het precies deze taken zijn die wijzelf te verrichten hebben. En dat deze taken ons toebehoren, nΓet onze partners, onze familieleden, onze collegaβs of onze vrienden. Is onze ervaren weerstand of probleem met iets of iemand werkelijk in ons eigenaarschap? Of willen we het toeschrijven aan de verantwoordelijkheid van de ander of aan datgene buiten ons vel? Zouden we het kunnen zien als een spiegel die wordt voorgehouden, zich misschien herhalend in andere vormen, totdat we de opdracht oppakken om ons werk ermee te verrichten en het tot een overstijgend meesterschap te brengen?
Dit meesterschap bereiken we vanuit ons ontvankelijke en gevoelige hart en niet met ons hoofd. Ons hoofd kan de onderwerpen duiden, kan verduidelijking en structuur brengen, maar het is ons hart, die het ons mogelijk maakt om de juiste staat van zijn aan te nemen, te resoneren met de oplossing en niet met het probleem om het vuile werk te aanschouwen en op te lossen. Dan worden wij als kledingstukken, die zich zonder weerstand laten dragen, die zich zacht vormen om onze innerlijke kern. Deze kleding, die tijdens het dragen allerlei ervaringen opdoet, kan vertrouwen op een stevige groep wasvrouwen aan de kant van de beek. Met een open, zingend hart aanschouwen we wat de kledingstukken allemaal doorgemaakt hebben, drenken deze in het schone water, werken en schrobben met zeep tot het pure zich weer laat zien, laten de wind blazen om in originele staat uiteindelijk terug te kunnen keren in de cyclus van ons onbeschrijfelijk prachtige, perfecte leven. πβ€οΈβπ₯